Samen met mama haal ik mijn opa en oma op, van 86 en 87 jaar. Opa is een gezellige, warme man met humor wat je niet met een korrel, maar met een bus zout moet nemen. Oma (naar wie ik vernoemd ben en haar naam met trots draag) is een warme, lieve, ondeugende en eigenwijze vrouw. Soms tot het koppige aan toe, maar altijd vol liefde.
Oma is dementerend, en helaas is dementie een nare, sluipende ziekte die alleen maar verder iemands geest steelt. Stukje voor stukje. Ik loop naar de deur, druk op de bel. Al met hun jassen aan komen ze naar de deur gelopen, ze zaten al op ons te wachten. De deur gaat open, oma kijkt me een enkele seconde vragend aan en dan verschiet haar gezicht van vreugde. "Ha, lieverd! Wat leuk zeg, kom je ons ophalen?" Opa geeft me een dikke knuffel en zijn bekende schouderklopje, dat doet hij al zo lang als ik me kan herinneren. "Wat leuk dat je mee bent gegaan met mama". Het is een kort stukje rijden met de auto, we zijn er zo. Als we er zijn zegt oma verbaasd: "maar jullie wonen hier toch niet?" Jawel, zeg ik. Maar het is donker, dan lijkt alles op elkaar he? Oma lacht en loopt opgewekt door.
Mijn jongste broertje Gijs (16) doet de deur open. Ha lieve neef! Roept mijn oma uit en geeft hem een dikke kus. Ik zie Gijs zijn gezicht verschieten, maar hij zegt niks en knuffelt haar liefdevol terug. Teun (18) geeft oma "op zijn Teuns" zijn kenmerkende ontzettend houterige, maar oprechte knuffel en kus. Hallo oma! En hij sprint door naar opa. Oma merkt op wat een grote kerels het zijn, en dat zijn ze. Ruim een kop groter dan ik, allebei. In oma haar hoofd zijn het nog steeds die twee kleine jongetjes van vroeger.
Ik ga naast oma zitten, die de kamer en de mensen lijkt te bestuderen. Ze lijkt te kijken, maar niet te zien. Haar ogen staan altijd vragend en verward. Als ze met mij babbelt kijkt ze ook vragend, maar liefdevol. Vaak denkt ze dat ik haar nicht ben, die ook Martje heette. Die persoon is al een tijdje geleden overleden. Hoe is het met je zussen? Vroeg ze laatst. Nou oma, ik heb twee broertjes, Teun en Gijs. Maar met hen gaat het heel goed hoor. "Shit, ik verbeter haar, dat moet ik niet doen." Denk ik. Maar wie is (zus van die nicht) dan? Vraagt oma. Mama legt het haar uit, waarop oma's gezicht betrekt. "Nu wist ik gewoon zomaar niet meer wie je bent.." zegt ze, zichtbaar verdrietig. Dat geeft toch niet? U weet toch dat ik Martje ben? Daar gaat het om. Zeg ik en ik ga naar haar toe. Ik geef haar een kus, en ze kijkt naar me op. De liefde die in haar ogen en lach te lezen is, zegt voor mij meer dan 100 goed geraden namen. Zoiets mag ze dan nog wel eens fout hebben, maar ik kan aan haar zien dat ze van me houd en dat is genoeg. Mama kijkt me trots aan en zegt zacht: "wat ga je daar toch goed mee om."
Op de verjaardag zit ik naast haar. Ze staart, en lacht hier en daar vriendelijk naar de rest of om een grapje. Vermoeid van de gedachten die met haar verstand spelen, kijkt ze de kamer rond op zoek naar opa. Haar steun en toeverlaat, een veilige haven van herkenning. Ik kijk naar haar, ik lach en de warme blik die ik terugkrijg vult mijn hart met liefde, maar soms ook met verdriet. Ik besef dat ik al bezig ben met afscheid nemen, afscheid van haar geest..
Lieve oma, ik mis u nu al, terwijl u hier nog naast me zit..
Maar ik zal er altijd zijn, en u leeft nu al in de harten van de tientallen, misschien wel de honderden mensen die u in uw lange leven hebt leren kennen. En ik dank u, voor het zijn van zo'n bijzonder mens. Als ik straks zelf verzorgende ben, zal het mijn hart verwarmen voor zo veel bijzondere mensen te mogen zorgen en ze te kennen. Want mensen zoals u, dat is de mens in haar puurste vorm. Met een liefde die niemand anders kan geven.
Een engel op aarde. Zij is in mijn bijzijn, maar heeft haar rust in mijn hoofd al gevonden. En zij zal hier blijven tot ik zelf ga rusten, op het mooiste ereplaatsje.