Aan het einde van de ochtend, zo rond een uurtje of 11 zit ik op de kleine binnenplaats mijn sigaret te roken. Vaste prik, 1 keer per dienst en zo ook vandaag. De afdeling waar ik leer bevind zich in hetzelfde gebouw als casa bonita, waar oma woont. De kleine binnenplaats grenst aan 1 gang van casa bonita, waar meestal vaak dezelfde bewoners wat heen en weer drentelen. Allemaal zie ik ze hun eigen vertrouwde ommetje maken, tot er iemand langs loopt die ik niet herken als iemand die op die gang te vinden is.. oma! Ik twijfel even, zal ik zwaaien? Dat deed ik gisteren ook toen ze buiten zat, maar het kwartje viel niet. Ze zwaaide niet terug en mompelde iets tegen de verpleger naast haar, waarschijnlijk omdat ze niet wist wie er stond te zwaaien. Dat doet nog wel eens pijn, maar de twijfel is van korte duur. Natuurlijk zwaai ik, ik ben blij om haar te zien. Ze kijkt vluchtig en zwaait vrolijk terug en ondertussen loopt ze door, in haar eigen wereldje verzonken. Dan ineens, als ze bijna uit beeld is blijft ze staan. Ze keert om, terug naar het raam en kijkt nog eens naar mij. Aandachtig tuurt ze door het raam met haar hand boven haar ogen. Nu begint ze enthousiast naar mij te zwaaien en drukt haar hand tegen het raam. Ik loop naar haar toe en druk mijn hand tegen de hare, met het raam ertussen. Praten gaat lastig met een barricade tussen ons in, dus begint ze te gebaren dat ik er mooi uitzie. Ik gebaar een bedankje terug. Oma maakt een vragend gebaar (wat nu?). Ik leun richting het raam en ze legt gelijk haar oor ertegenaan. "Ik moet werken" zeg ik, tot gauw! Oma steekt haar duim op, we blazen een paar kusjes naar elkaar en zwaaien nog even, waarna ze haar wandeling vervolgt.
En zo is er dan zomaar weer zo'n heerlijk moment. Een moment waarop ik eventjes haar wereld binnen mag stappen. Allebei zijn wij Martjes, met een diepe band verbonden. Maar het wordt steeds moeilijker om samen in 1 wereld te zijn met elkaar. 2 werelden gescheiden door een raam, het raam dat dementie heet en waarvan het glas niet meer wordt gepoetst. Met de tijd wordt het steeds moeilijker om te zien wie er voor haar staat. Soms sta ik eindeloos te zwaaien en op het figuurlijke raam te kloppen, zonder resultaat. Soms, zoals vandaag, ziet ze door het raam toch een schim die ergens diep in haar gedachten iets laat rinkelen. En soms, als ze hard genoeg kijkt en mijn hand raakt de hare.. dan voelen we elkaar ondanks het dikke raam wat onze handen van elkaar gescheiden houdt.
Onze werelden mogen dan wel verschillend zijn geworden, zij zijn niet gescheiden. Geen twee werelden, maar anderhalf... Waar er nog steeds soms een raam of deur op een kier staat. Ik kijk haar na als ze wegloopt en glimlach. Ik denk bij mezelf: "misschien weet je het morgen niet meer, of overmorgen, of de dag daarop... maar het is goed.. want ik weet, dat er altijd momentjes zullen zijn dat je me terugvind, ook al is het maar voor even. En daar is geen muur te dik voor."